publicaties






'Harteloze Gebouwen' (ISBN 90 6825 116 3)

Onze wereld is niet opgebouwd uit 'objecten' maar uit 'levensproblemen', uit gegevens waar wij in ons bestaan mee om moeten gaan: zaken als identiteit, plaats en tijd, macht, zintuiglijkheid, leven en dood. Dezelfde standaardproblemen worden steeds op een andere manier aan ons gepresenteerd. Iedere omgeving heeft de aardse standaardgegevens in een bepaalde 'vorm' gegoten. Overal en altijd verkeert u in een situatie waarin de standaardproblemen zich op een bepaalde manier presenteren, en dit 'doet' u iets. Wijzelf hebben zo onze eigen gedachten hoe we met onze levensproblemen zouden willen omgaan, hoe we ons bestaan zouden willen vormgeven, maar ook onze omgeving suggereert en dwingt ons tot een bepaalde Houding. Dit laat ons niet onberoerd: het roept gevoelens op. Voor de subjectieve mens bestaat de leefomgeving niet uit objecten maar uit Houdingen. Als een gebied wordt samengesteld aan de hand van Houdingen zal het resultaat, ook gevoelsmatig, het beste aansluiten bij de verwachtingen.




"Het is vreemd en gevaarlijk dat, terwijl de mens zijn omgeving beleeft als 'emotioneel dier', de architecten hele steden samenstellen aan de hand van thema's, dogma's en architectonische grappen die alle verwijzen naar 'het gebouw als ontworpen gebouw', in plaats van dat zij steden ontwikkelen aan de hand van kennis, jargon en vormgeving die de link leggen tussen ontwerp en menselijke beleving."

Recensie Harteloze Gebouwen

Dagblad TROUW, Caroline van Eck

Fragment :

Wat het boek van Dijkman vooral interessant maakt is zijn benadering. Hij vermijdt het gebruik van vage en subjectieve termen zoals 'kwaliteit' of 'top-architectuur', en fundeert zijn kritiek en programma van eisen niet in de formele of esthetische kwaliteiten van het gebouw zelf, maar in de aard van de gebruiker - dat wil zeggen: in de menselijke natuur. De mens is een dier en de menselijke natuur is geworteld in haar lichamelijkheid. Daaraan ontlenen we een besef van identiteit, eindigheid en sterfelijkheid, en daardoor zijn we in staat in contact te geraken met onze omgeving. De behuizing van de mens, zijn gebouwde omgeving, moet dan ook worden beschouwd als een dierentuin.

Dijkmans boek kan worden beschouwd als een nieuwe variant van architectonisch Darwinisme. Nadat in de negentiende eeuw met een beroep op de Darwinistische slogan van survival of the fittest architectonische schoonheid en functionaliteit met elkaar waren vereenzelvigd, neemt Dijkman nu een evolutionistische antropologie als uitgangspunt. Het vertrekpunt voor de formulering van een programma van eisen zoals die tot nu toe wel aan dierentuinen, maar niet aan de behuizing van mensen worden gesteld, is de natuurlijke leefomgeving van de prehistorische mens, die volgens Dijkman werd gekenmerkt door evenwicht, afwisseling, voldoende prikkels en mogelijkheid tot benvloeding van de omgeving.

Daarmee geeft hij een andere richting aan de discussie over stijl die de Westerse architectuur nu al twee eeuwen bezighoudt: hij situeert de criteria voor de keuze of ontwikkeling van een stijl niet langer in het gezag van de geschiedenis of in de betekenis van vormen, functies of materialen, maar in de aard van de mens. In zijn boek ontwikkelt Dijkman een instrumentarium om de onvrede met moderne architectuur onder woorden te brengen op een manier die veel preciezer en concreter is dan een kritiek die zich alleen richt op het esthetische of functionele aspect.


Caroline van Eck
dagblad TROUW

Voor een volledige recensie Dagblad Trouw: In welke stijl moeten we bouwen?